Oefeningen Motorexamen AVB

Deze pagina bevat een korte uitleg van alle mogelijke oefeningen in een AVB-examen.
Het is een samenvatting van wat je als kandidaat tegen kan komen bij jouw AVB-examen. Wil je meer weten en je nog beter voorbereiden? Raadpleeg dan de Rijprocedure A op de website van het CBR.


In totaal laat je bij het motorexamen voertuigbeheersing zeven oefeningen zien. Alle oefeningen tellen even zwaar.
Er zijn vier clusters. Uit ieder cluster is één oefening verplicht. Daarnaast doe je uit de clusters twee tot en met vier één extra oefening. Dat betekent dat je vier verplichte oefeningen krijgt en drie oefeningen die de examinator kiest. Je mag elke oefening bij een onvoldoende resultaat één keer overdoen. Om te slagen moet je in totaal vijf van de zeven verschillende oefeningen succesvol afronden. Daarbij voer je in de clusters twee tot en met vier minimaal één oefening correct uit. Dus je laat de examinator op overtuigende wijze zien dat je de motor beheerst bij lage en hoge snelheid. En dat je bij het tot stilstand komen goed kunt remmen.

Een oefening is voldoende wanneer de uitvoering juist is én wanneer je de motor juist bedient, bestuurt én in balans hebt gehouden.

 

Cluster 1

Achteruit parkeren
Het eerste cluster bestaat uit de oefening achteruit parkeren. In deze verplichte oefening loop je aan de rechterzijde van de rijbaan met de motor aan de hand voorbij een denkbeeldig parkeervak. Daarna parkeer je de motor met een bocht achteruit in het denkbeeldige parkeervak en zet je de motor op de standaard. Vervolgens haal je de motor weer van de standaard en loop je naar rechts het parkeervak uit.

 

Cluster 2

Langzame slalom
De verplichte oefening in het tweede cluster is de langzame slalom. Er geldt geen richtlijn voor de snelheid. Gezien de geringe afstand tussen de pylonen ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van een slippende koppeling is bij deze oefening verplicht. Van belang is verder de combinatie van juiste bediening, langzaam rijden en het behouden van de balans. Dit alles doe je natuurlijk zonder de pylonen aan te raken!

 

 


Wegrijden uit parkeervak

Bij deze oefening rijd je vanuit stilstand uit een parkeervak weg. Je maakt een haakse bocht en rijdt enkele meters rechtuit. De rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken, direct na het wegrijden. De examinator geeft aan in welke richting je moet wegrijden.

 


Denkbeeldige acht

Met deze oefening laat je zien dat je een complete (denkbeeldige) acht kunt rijden in een rechthoekig kader en dat je de motor kunt en durft af te schuinen. Je rijdt met trekkende motor en houdt daarbij een gelijkmatige snelheid aan. Je mag naast je voetrem eventueel ook een slippende koppeling gebruiken.


Stapvoets rechtdoor rijden

Hier is het de bedoeling dat je naast de lopende examinator blijft rijden over een afstand van twintig meter. Er wordt gelet op snelheid, balans en een juiste bediening van de motor. De oefening voer je uit met een licht trekkende motor. Je maakt gebruik van een slippende koppeling. Je voetrem mag je bij deze keuzeoefening ook gebruiken, maar je houdt je voeten tijdens het rijden op de voetsteunen. Voor het aangegeven richtpunt kom je tot stilstand, je mag daarbij de voorrem gebruiken.


Halve draai (link- of rechtsom)

Als de examinator voor deze oefening kiest, dan rijd je met licht trekkende motor en nagenoeg gelijkblijvende snelheid op een denkbeeldige rijbaan. Na de tweede pylon maak je in één vloeiende beweging een halve draai naar links of rechts. Je blijft bij de halve draai binnen de aangegeven pylonen. Dit is een gemarkeerd vlak van vier bij zes meter. Je rijdt dan terug naar het startpunt. Het gebruik van de voetrem en een slippende koppeling is toegestaan.

Cluster 3

Uitwijkoefening
Cluster drie bestaat uit drie oefeningen, waarvan de uitwijkoefening verplicht is. Bij de uitwijkoefening kom je met vijftig kilometer per uur aanrijden door de poort. Na de poort draai je het gas dicht. Na de poort moet je vóór een obstakel van pylonen naar links uitwijken. Daarna keer je weer terug naar de eigen weghelft. Bij deze oefening is het belangrijk om te laten zien dat je de motor kunt afschuinen en kantelen.


Snelle slalom

Bij de snelle slalom zijn zes pylonen opgesteld. Deze slalom neem je bij een snelheid van minstens dertig kilometer per uur met trekkende motor. Belangrijk is dat het vloeiend en gelijkmatig gebeurt en dat je vanuit de heupen stuurt. Hierbij laat je zien dat je de motor kunt en durft af te schuinen en kantelen.


Vertragingsoefening

Bij deze oefening trek je op vanuit stilstand tot een snelheid van vijftig kilometer per uur. Je rijdt dan tenminste in de derde versnelling. Bij het tweede poortje draai je het gas dicht, rem je direct af met voor- en achterrem én schakel je één versnelling terug. Je moet klaar zijn met vertragen voordat je de slalom inzet. Het remmen is dan voltooid en de koppeling heb je losgelaten.

De slalom ga je in met een snelheid van dertig kilometer per uur. De slalom van drie pylonen die acht meter uit elkaar staan rijd je met licht trekkende motor. Met deze oefening laat je zien dat je binnen een beperkte afstand kunt versnellen en vertragen. Je bent tijdig gereed en je laat in de aansluitende slalom zien dat je de motorfiets in een regelmatig ritme kunt en durft af te schuinen.

 

Cluster 4

Noodstop
In het vierde cluster is de noodstop de verplichte oefening. Je rijdt eerst vijftig kilometer per uur. Na het poortje draai je het gas dicht, ontkoppel je direct en rem je maximaal om zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Bij het remmen gebruik je in principe beide remmen waarbij de voorrem belangrijk is. Natuurlijk verlies je de controle over de motor niet.


Precisiestop

Bij de precisiestop gaat het erom dat je vlak voor het tweede poortje stilstaat. Je rijdt eerst vijftig kilometer per uur en remt beheerst als je het eerste poortje van twee pylonen passeert. Daarna moet je de motor zeventien meter verderop tot stilstand brengen. Belangrijk is dat je gelijkmatig met beide remmen remt gedurende de zeventien meter, zonder dat grote correcties in remkracht nodig zijn. Vlak voor je stilstaat, schakel je terug naar de eerste versnelling.


Stopproef

Naast de precisiestop kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als keuzeoefening. Het doel van deze oefening is dat je technisch goed en fors remt met een korte remweg. Je rijdt eerst vijftig kilometer per uur en draait bij het poortje het gas dicht, remt direct met beide remmen en ontkoppelt. Je schakelt kort voordat je stilstaat terug naar de eerste versnelling.